Preek in Achterberg en Schoonhoven
Text. Rom.5,18, 6,11.19.22, 7,24-25
We zijn in de maand van de reformatie. Iedereen van
ons weet al dat de centrale vraag van de reformatie was: hoe word ik
gerechtvaardigd vóór God. Luther heeft de antwoord in Romeinen 1,17 gevonden.
Door het geloof, uit genade, zonder mijn eigen verdienst, door de offer van
Jezus Christus.
Maar
wat gebeurd, nadat ik door het geloof gerechtvaardigd ben, met deze vraag zijn
we amper bezig, hoewel een hele belangrijke vraag is in ons leven. Vandaag
probeer ik op deze vraag met de hulp van de Bijbel een antwoord geven. Gaat het
in het gerechtvaardigd leven al alles vlot, zonder enig moeite, net in het
sprookje, en ze leefden gelukkig, totdat ze stierfen? Er zullen geen strijden, geen
neerslagen zijn in ons leven in ons leven, we zullen niet meer zondigen? Is ons
leven een Hallelujah, gaan we dan uit de ene overwinning in de andere?
Paulus
zegt, dat er niet vlot zal gaan, want de zonde, de oude Adam blijft in ons
leven wel aanwezig. Adam was ook een mens, maar ook een simbool. Door hem is de
zonde in deze wereld gekomen, en zo ook in ons leven. Ik hoorde, dat in de
vorige eeuw hier in Nederland een soort veldhaas heeft een dam doorgeboren en
zo kwam de zeewater, en een hele gebied bestroomd raakte. Nou, dit
“veldhaas”was Adam, en de zonde is over ons gestroomd. Dit is de droevige
verhaal van de zonde.
Maar
Paulus weet ook van een andere verhaal, en dit is begonnen met de twede Adam,
met Christus. Deze Adam is ook uniek, net als de eerste. Door de eerste kwam de
zonde, door de twede de genade. De daad van de eerste Adam was vernielend, de
daad van de twede is zaligmakend. Het is een geweldige ding gebeurd: de zonde
is van de troon afgestoten, en nu zit daar de genade. De zonde is er nog wel,
maar hij heest niet meer.
Door Christus is een geweldige wendepunt in het
leven van de wereld gekomen.Adam is wegggegaan, Christus is gekomen. Adam is de
beginner van de ellende, Christus is beginner en voleinder van de zaligheid.
Christus is sterker , dan Adam en de zonde. Natuurlijk de zonde is meer
imponerend en spektakulair. Die geeft stof an bulvaarbladeren, tv-niews,
daarover kun je lekker kletsen, er is erg interressant. De werken van de genade
in tegenstelling met deze, zijn niet opvallend, komen niet op de eerste
bladzijden van de bladeren, geven geen stof voor de paparazzi. Deze kun je
alleen met de ogen van het geloof zien, maar dit interressert de wereld niet.
Het leven van de gelovigen laat zien, dat de ganade is krachtig, doet grote
dingen in het leven van Gods kinderen.
De apostel Paulus geeft een beeld over ons leven na
de rechtvaardiging, en hij bemoedigt ons in det beeld te geloven en ons leven
eraan te richten. De opschrift van dit beeld is: jullie zijn gestorven voor de
zonde, maar leeft voor Christus. We moeten dit van ons geloven, we moeten dit
ernstig nemen. Want anders wat geloven we van ons? Want we willen niet geloven,
dat we zijn dood voor de zonde. Paulus hier, net als in de hele brief voert een
gesprek, een dialoog met een onbekende gesprekspartner. Deze onbekende zegt
tegen Paulus. Jij beweert, dat de mens wordt uit genade door het geloof
gerechtvaardigd. Maar pedagogisch gezien, dit is erg gevaarlijk. Want de mens
waardeert alleen iets, waarvoor hij hard werkte, wat hij met zijn eigen kracht
heeft uitgevochten. Wat hij, zomaar, als cadeau heeft gekregen, dat pleegt hij
niet te waarderen. Hij is net als een verwend kind, des te meer hij krijgt, des
te onverschammder hij gaat worden. Zo zal hij nog meer zondigen, want als er
genade is,je op alles vergeving krijgt,
dan mag ik raak leven, hoe men dat hier in Nederland zegt.
Paulus
zegt tegen deze onbekende gesprekspartner: geen sprake van. De begenadigde mens
doet niet zo. Maar wat doet hij dan? Natuurlijk, we zouden dolgelukkig zijn,
als Paulus zou nu zeggen: de mens, die de genade ontvangen heeft zondigt niet
meer! Dit is de vurige begeerte van elk christenmens. Maar helaas, zoiets
bestaat niet. Er is niet waar, dat de gerechtvaardigde mens voortdurend
zondigt, maar ook dat is niet waar, dat hij nooit meer zondigt. Wat dan? Er is
een derde mogelijkheid.En dit beeld gaat net erover.Op deze beeld kun je twee
personen zien, de éne ben ik, de andere Christus.Wat zegt dan Paulus? Dat de
genade gekregeene mens is nooit meer alleen. Christus is altijd met hem. De
mens, die in Christus gelooft, is een totale afhankelijkheid van hem. De mens
in Christus is gestorven voor de zonde. We kunnen dit zo voorstellen, als
zouden we een stuk spek in een ketel met kokende asfalt gooien. De kokende
asfalt zou de spek meteen verteren. In het leven van een christenmens de genade
begint de zonde te verteren, net als de asfalt de stuk spek.
Na
dit beeld de apostel geeft nog twee bevelen. De zonde heerse niet in uw
sterfelijke lichaam. Zo, als de dood kann niet meer over Christus heersen, zo
kann de zonde over de christenmens ook niet meer heersen.
De
twede is, dat de apostel zegt: stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der
ongerechtigheid , maar stelt uzelven Gode, stelt uwe leden God als wapenen der
gerechtigheid. Waar wapenen zijn, daar is ook strijd. Daar begint een
verbitterde strijd tussen de oude en de niewe mens. Maar deze strijd is niet
hopeloos. Want Christus stridt aan onze kant, met hem zullen we gewinnen,overwinnen.
Maar
deze strijd is niet makkelijk. Ik zal een beeld zeggen, die ik heel goed ken,
uit de wereld van de gevangenissen. Paar jaar geleden, had ik mijn programma
met de gevangenen, net op wonsdag, en dit is de bevrijdingsdag. In de
gevangenis van mijn stad is dus elke
woensdag bevrijdingsdag, niet aleen 5 mei!!!
Het was heel bijzonder op de gezichten van de bevrijdende gevangenen te
kijken. Op sommige gezichten was grote vreugde, maar op de gezichten van de
meeste gevangenen zag ik de angst: hoe ga ik verder? Wat gebeurt nu met mij,
als ik de gevangenis verlaat? Zal ik terugvallen? Het verleden is nu opgelost,
ik heb voor mijn zonde betaald, maar wat zal met mijn toekomst zijn? Zal ik de
wetten weer overschrijden, en dan ga alles opnieuw beginnen? Als zo zal zijn,
dan was beter in de gevangenis te blijven.
Maar
dit is precies zo in het leven van de beeerde mens. Hij stelt ook de vraag: zal ik niet terugvallen in de zonde? Nou, Paulus
geeft wel een antwoord op deze vraag, en de antwoord is erg moedig. Hij zegt: Jullie
zijn niet meer onder de wet, maar onder de genade, Jullie leven is niet meer
door de wet beheerst, maar door de genade.Maar de onbekende zegt tegen Paulus:
is dit niet te ver gegaan? Wordt daaruit niet een chaos, en alles door elkaar,
een onzekerheid? Zal de genade minstens zo veel bereiken in ons leven, hoeveel
de wet heeft bereikt? Kann de genade ons van de zonde bewaren? Want de wet had
minstens een afschrikkende effekt, zal de genade in staat zijn ons van de zonde
te bewaren? Zullen we ermee niet zo zijn, als soms met huishoudelijke
apparaten, dat we hun afwisselen, en dan zeggen we: de oude was beter, dan de
nieuwe? Zal de genade voldoende zijn in het strijd tegen de zonde?
Paulus
probeert dit heel menselijk uit te leggen, en dit zegt hij ook. Hij zegt, dat
de genade ,die ons heeft gerechtvaardigd wordt op paradoxale manier ook tot een
bevelende heer in ons leven. Eigenlijk gebeurt een heerserwisseling , een
baaswisseling in ons leven.Paulus ervaart de genade, als een verplichtende
macht.We praten weinig erover. Bonhoeffer , de duitse martelaar/predikant heeft
een beroemde schrift over de dure en goedkope genade, en in deze hij beschrijft
op een dramatische manier, dat we hebben uit de dure genade een goedlkope
genade gemaakt. Paulus zegt nadrukkelijk, dat we hebben een dure genade
gekregen, dat de genade is een bevelende, een heersende macht in ons leven
geworden.. De genade is niet een emotionele kwestie, maar een kwestie van wil
en beslissing, een bewuste keuze in ons leven. Totdat de genade kwam, Jullie
dienden de zonde, maar van nu aan Jullie zullen God dienen. In Jullie leven is
een andere tijdperk begonnen, de tijdperk van de heiliging.. Heiliging is niets
anders, dan in een nauwe gemeenschap te leven met Christus.
Ik
heb een mooi verhaal gehoord, die in Zwitserland gebeurde in de 60 er jaren. De
gemeenschap van een dorp heeft besloten, dat ze met de gelegenheid van het
bezoek van de bischop zullen een cricifix van hout bij de ingang van het dorp
oprichten. Ze hebben ook besloeten de opdracht van dit werk aan de enige
timmerman, stukedoor van het dorp te geven. Deze timmermann was van verre niet
van heiligheid, van een eerlijk leven beroemd, maar wel meer berucht van zijn
dronkenschap, vervloekingen, en dat hij probeerte zijn klanten te misleiden. De
crucifix is snel klaar geworden, maar de bischop werd ziek, en zo de inweiding
was uitgesteld op een latere datum. Zo de crucifix bleef in een hoek van zijn
ateliee staan. En dan
gebeurde iets merkwaardigs. De timmermann begon zich te veranderen. Hij ging
niet meer in de kroeg, hij vloekte niet meer en was steeds eerlijker met zijn
klanten. De sfeer is verandert in zijn ateliee. Ook zijn vrouw was verwonderd
over de veranderingen in het leven van haar man.. Dit was te danken aan de
crucifix, die hij voortdurend zag. Nou, als een dode crucifix was in staat zo
een verandering teweegbrengen, hoe zou de levende Christus de mensen niet
kunnen veranderen, de genade, die in Hem verschenen is?
De
romeinen wisten heel goed, wat een heerserwisseling betekende, want de kaizers
hebben elkaar vaak afgewisseld. Omdat in
de senaat de kaizer ook eeen standbeeld had, de romeinnen bij het wissel van de
kaizer waren inventief, en ze hebben gewoon de kop, de hoofd met een zag
afgesneden, het lichamm bleef dezelfde, en ze hebben op de lichaam een nieewe
hoofd gezet. Bij de heerserwisseling van een christenmens wordt ook de hoofd,
of beter gezegd de hart verwisselt. We krijgen een nieuwe leidingscentrum in
ons leven. En dit is Christus zelf.
Maar
wat gebeurt met onze oude baasje, met onze oude mens? Zal hij makkelijk
aftreden, wat gebeurt met de Satan, die ons leven tot nu toe heeft beheerst?
Nee, maar nu begint een strijd op leven en dood tussen Christus en Satan in ons
leven. De krachten van de hel en hemel zullen in ons hun strijd strijden. Over
deze strijd lezen we in Romeinen 7. Aan het eind van deze hoofdstuk lezen we
een vertwijfelde uitroep: o, ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit deze
lichaam van de dood? Maar meteen klinkt ook een jubel: ik dank God door Jezus
Christus onze Heer. Deze twee blijven voortdurend in het leven van een
christenmens bestaan. Het christenleven begrijpt alleen die mens, die alle twee
heeft geroepen: O, ik ellendig mens en ik dank aan God. Paulus heeft de weg van
de hel naar de hemel toe bewandeld, kom, want we moeten dit ook bewandelen. We
zullen samen met hem zuchten en jubelen.
Ja onze
vraag was: wat zal na het rechtvaardigmaking in ons leven gebeuren? Zal ons
leven de proben bestaan? Wat zal met ons geloof in de beproevingen gebeuren?
Paulus heeft de probe, de beproeving bestaan, daarom deelt hij dit met ons mee.
Dat we ook van de vertwijfeling tot de jubel komen. De grote vraag van ons
christenleven is: zal de genade toereikend zijn om in het geleeof vast te houden,
in de beproevingen te bestaan? Zal het leven onder de genade beter zijn, dan
het leven onder de wet? Paulus beantwoordt dit met een beeld over de huwelijk.
Hij zegt: als een echtgenoot stierft, dan is de andere vrij om een nieuwe huwelijk
te sluiten..Onze oude „echtgenoot”, de wet is gestorven, en nu mogen we een „huwelijk”
met de genade sluiten.We mogen ons verblijden aan de twede „echtgenoot”, en we
mogen volle vertrouwen in deze twede, nieuwe echtgenoot hebben.
Maar
de onbekende gesprekspartner vraagt opnieuw: dan was de wet is kwaads? Heeft de
wet niet God gegeven? Je hebt gelijk, zegt Paulus tegen de onbekende, de wet
was door door God gegeven, was een geschenk van boven, was goed, recht en
heilig. De probleem was niet bij de wet, maar bij ons, want wij zijn niet goed,
recht en heilig, wij zijn slecht en zondig. De probleem was, dat de wet kon de
zonde in ons niet overwinnen. Het enige probleem met de wet is, dat de wet kann
ons niet veranderen, kann ons niet verlossen. Daarom hadden we de Verlosser en
de genade nodig. De wet was in staat alleen ons tot de uitroep jagen: o, ik
eelllendig mens!
We
konnden alleen zo verlost worden, dat Christus in lichamm tot ons kwam. Zonder
Christus zijn wij alleen in staat, te doen, wat we niet willen, wat we haten.
Waarom? Omdat in ons woont de zonde, en die heerst over ons. Maar Christus en
de genade is sterker, dan de macht der zonde.
Wat
gebeurt dan na de rechtvaardiging? Is ons leven een voordurende vreugde, een
voordurende jubel? Nee, ons leven is een voordurend strijd tussen de macht der
zonde en tussen de macht der genade, een strijd tussen Christus en Satan,
tussen hel en hemel. En dit is zo goed, bij Paulus was niet anders, en bij ons
is ook niet anders.
Tussen
de teologen is een grote discussie over de vraag: gaat het in Romeinen 7 over
het leven vóór de damascusweg, vóór de bekering, of na damascusweg, na zijn
bekering? De antwoord is duidelijk: na de bekering, na damascusweg.
De titel van de preek was : we zijn gerechtvaardigd,
maar hoe gaan we verder? De antwoord is simpel: strijdend. De strijd blijft, de
vertwijfelde uit uitroep: o, ik ellendig mens, blijft. Maar elke keer roepen we
ook: ik dank door Jezus Christus onze Heer, die de overwinneng geeft. De vraag
wordt beslist altijd door het feit: op wie zal ik zien? Als ik zie op mezelfe,
blijft alleen: o, ik ellendig mens, maar als ik op Christus zie, dan mag ik
jubelend roepen: ik dank God.
De
strijd blijft, de strijd om de heiliging blijft, totdat we niet verheerlijkt
worden, totdat we niet intreden in zijn koningrijk. Dan zal de vertwijfelde
uitroep: o, ik ellendig mens, voor eeuwig verstommen, en blijf eeuwig de jubel:
God zijn dank door Jezus Christus. Daarom moeten we ook roepen: Maranatha, kom
o Heere Jezus! Amen!
Nincsenek megjegyzések:
Megjegyzés küldése