2017. május 19., péntek

Preek in Putten op 21 mei

Lezing: 2 Cor.5,1-10 Text. 2 Cor.5,1

            Ik groet U heel hartelijk in de naam van onz Heere Jezus Christus. Er is goed weer onder U te mogen zijn. Al jaren heb ik niet meer in Putten gepreekt, maar nu is mij weer gegeven dit te doen. Als ik goed rekende, dan deze is de 7-de keer dat ik dit mag doen.
            De gedachte om even over de text preek heeft mij de nabijheid van de Hemelvaartsdag gegeven. Volgens mij deze gedeelte is de ene van de belangrijkste en de mooiste plekken in de Bijbel, waar we over de hemel lezen. We kunnen de vraag stellen: zijn de mensen nog geinterresseerd aan de hemel? Of hebben ze de hemel al helemaal vergeten? Hebben zich al de mensen helemaal afgekeerd van de hemel, en zijn ze maar aan de aarde toegekeerd? Zou erg interressant zijn om de mensen op straat te bevragen om te weten: hoeveel mensen weten nog, dat de enige doel van ons leven is, dat we onze Zaligmaker leren kennen en dat we zo door Hem in de hemel komen.
            Maar hoe kom je in de hemel? Hoe is dit mogelijk? Hoe gebeurt dit? Op deze vragen Paulus geeft eerst een antwoord en zegt: er is een hemel. „ Wij weten immers dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen”. Dus ons aardse leven lijkt op een tent, deze aarde is een grote kampingsplaats, waar we voor een poos onze tent opslaan, maar één keer komt de tijd dat  onze tent afgebroeken wordt. Dus ons aardse leven is maar voorlopig, duurt alleen een poos. Maar wat troostend, dat Paulus weet en we kunnen ook weten van een andere huis, niet door mensen ontworpen, niet door mensenhanden gemaakt, een eeuwige huis in de hemel.
            Het is opvallend dat Paulus zegt hier: we weten. De apostel gebruikt dit woord niet zo vaak. Maar hier, net hier waar het over de hemel gaat, zegt hij: wij weten. Maar waar weten we vandaan dat er een hemel is, en dat daar een huis ook voor ons klaarstaat. Van waar halen we kennis over de hemel? Nou,dit is niet een moeilijke vraag, en de antwoord is eenvoudig: van Jezus Christus. Want Hij is uit de hemel op de aarde gekomen en heeft Zijn tent onder ons opgeslaan. .Ja, Christus kwam uit de hemel en heeft ons aardse leven op zich genomen, met al zijn gebrekkigheid, met al zijn ellende en verkankelijkheid. En op de Goede Vrijdag was ook zijn tent afgebroken. Hij heeft al tevoren gezegd: breekt deze kerk af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen..Hij sprak toen over zijn lichaaam. Dit was een verschrikkelijke afbraak daar op het kruis. En in de paasnacht God heeft deze tent op een gehemnisvolle manier weer opgebouwd, als Christus was opgestaan. Als de discipelen Jezus zagen, dan zagen ze al dit huis, die niet door mensenhanden gemaakt is. Maar het is wonderlijk, dat wie in Christus gelooft, met die zal net dat gebeuren, wat ook met Jezus gebeurde, aan die geldt de belofte: in mijn vaders huis zijn vele woningen, ik ga heen om Jullie daar een plaats te bereiden. Het is een grote troost, een grote zekerheid voor ons, dat we mogen weten, als onze aardse tent afgebroken werd, dan hebben we een eeuwig huis door God gemaakt in de hemel.
            De grote vraag is dan: wat gebeurt, als deze aardse tent afbreekt, als iemand sterft? Hoe moeten we deze geheimzinnige huiswisseling voorstellen? Hoe gaat door, hoe gebeurt deze verhuizing uit de aardse tent in het eeuwige huis? We proberen dit menselijk met verschillende beelden voor te stellen. Vele mensen stellen zich dit voor als een grensovergang. Als we geen smoggelgoed hebben, en als onze papieren in orde zijn, dan hebben we van niets te vrezen. Weer anderen stellen dit is net zo voor, als we in een huis via een deur uit de ene kamer in de andere treden. Maar Paulus en de Heilige Schrift, zien de dood niet zo eenvoudig  De dood is niet als een kaars uitblusst aan het eind. De dood is straf op de zonde, oordeel over onze zondige bestaan. De dood is een vijand, die ons aanvalt. Jezus moest komen om met deze vreeslijke vijand een eind te maken, dat zijn prikkel weg zou nemen. Dit is gebeurt op de paasdag. Maar de dood ook met een weggenomen prikkel is een vreeslijke vijand. Ook voor Paulus is niet makkelijk om tegen de dood te kijken. Ook Paulus wilde, dat hij moest niet over de dood gaan, maar hij wilde direkt bij de Heere te zijn.  We lezen hier twee keer over het zuchten. Paulus zucht, ook omdat hij weet: het is niet zo makkelijk te sterven, daarom wilde hij ook de dood  ontsnappen, en direkt bij de Heere te komen. Hij gebruikt hier een beeld, die we vanuit de tijd van het communisme heel goed kennen. Als men wilde b.v. een nieuwe pastorie bouwen, en de toestemming niet te krijgen was, dan heeft men de oude gebouw niet afgebroken, maar naast, of beter gezegd romdom, de oude gebouw in stilte heeft men een nieuwe opgetrokken, en pas nadat de nieuwe klaar was, heeft men de oude afgebroken. Zoiets wilde ook Paulus, eerst bij de Heere te zijn, en pas daarna sterven. Als Paulus erover schrijft denkt hij misschien aan de twee mensen van de oude testament, die de dood niet gesmaakt hebben, maar ze zijn zonder dood in de hemel gekomen. Deze waren Henoch en Elia. En er zijn een generatie zijn, die dat ook beleven, de generatie van de wederkomst, ze zullen niet sterven , maar in één ogenblik omgewandeld en tot de Heere komend. Paulus wilde ook zo graag tot deze genaratie behoren, wie weet misschien zullen wij deze generatie zijn?
            Dit klinkt een beetje egoistisch, als wilde Paulus voor zichzelf iets bijzonders, iets buitengewoons vragen. Maar het is niet zo. Paulus denkt niet alleen op zich. Paulus drukt hier de wens van elke christenmens uit. Nog meer: Paulus ziet in de hele schepping een verlangen naar de hemelse dingen. Paulus wenst dit niet alleen voor zichzelve, maar voor elke christenmens.
            We moeten nog een andre misverstand hier vermeiden. Er zijn vele mensen, die willen sterven, omdat ze moeten erg veel lijden. Ze willen sterven, om niet meer hoeven te lijden. Bij Paulus is dit heel anders. In de centrum van zijn begeerte staat Christus. Hij wil sterven, omdat we zijn nog niet bij Christus. Het is waar: we zijn al verloste mensen, maar dit is nog niet de volheid, de vervulling, er ontbreekt nog iets. We zijn nog in de vreemde, we zijn nog in doorreis naar onze ware land. Paulus gebruikt hier een bijzondere uitdrukking. We zijn nog ver van de Heere. We zijn nog niet zo dicht bij, als we dit wilden, als we één keer zullen zijn.
            Dit kunnen de zonen van de wereld nooit begrijpen. In tegendeel, ze bespotten degenen, die erover praten, die het verlangen hebben, om in de hemel te komen. Maar de mensen van de Bijbel weten: ik ben een vreemdeling op aarde, net als allen, die vóór mij waren. We hebben hier geen blijvende stad, maar we zoeken de toekomende. Hier kon iemand zeggen: ja, maar de christenen verachten de arde, zijn droomers, ze staan niet met twee voeten op de aarde, ze wandelen in de wolken. De communisten hebben de christenen beschuldigd, dat ze willen de mensen vertroosten in de moeilijkheden van vandaag, met een toekomst, die onzeker is in de hemel. Ze willen de mesen verdoven, om de pijn van dit leven beter te kunnen verdragen. Maar ze hebben geen gelijk. We zijn niet dromers, we zijn niet wolkenwandelaars, we verachten niet deze aarde, alleen we weten, dat er is iets beters, iets hogers als deze aarde, iets mooier, en als we dit weten, het is vanzelfsprekend, dat we verlangen om eens daar te komen. Eeen keer een diep gelovige man lag op sterfbed. Hij heeft tegen zijn kinderen gezegd, dat als hij sterft en opgebaard zou liggen in de lijkkist, dan moeten ze op zijn borst een vork leggen. De kinderen vroegen verbaasd: maar waarom even een vork? Hij zei toen: als we kinderen waren, was grote armoede en meestaal hebben we alleen één bord soep gekregen, en naast de bord stond maar een lepel. Maar heel soms, meestaal op feestdagen stond ook een vork bij. Dan wisten we kinderen, dat na de soep komt nog iets beters, komt ook vlees. Als iemend dan zal vragen, waarom op mijn borst een vork ligt, dan moeten Jullie zeggen: ik wist, dat na dit aardse leven iets beters zal komen. Dan komt het hemelse leven, dicht bij de Heere, zonder zonde, moeite en verdriet.
            Maar ja, we zijn nog niet zover, we leven nog op deze aarde, ook al we het verlangen hebben ooit daar te komen. Wat moeten we  doen, totdat we nog ons in deze aardse tent vertoeven? We moeten opletten dat we dit aardse leven niet als een nodige kwaad of als op een dwangspause opvatten.Dat we dit leven niet in niks-doen doorbrengen. Voor Paulus is de tijd niet een niks-doen, maar een dienst. Paulus heeft een prachtige doel, totdat hij nog in deze lichaam is: om de boodschap van de hemel aan des te meer mensen doorgeven, dat hij dit brengt tot het eind van deze wereld. Hij wil behagen aan de Heere. Hetzij inwonend, hetzij uitwonend Hem welbehaaglijk te zijn.
Totdat wij nog in deze lichaam zijn, we doen, wat we moeten doen. Want één keer moeten we rekenschap afleggen: wat hebben wij in dit aardse leven gedaan? We moeten verschijnen, openbaar worden vóór de rechterstoel van Christus., opdat iedereen vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
            Alles samenvattend: We hebben hier een dienst, om hemelse mensen te zijn, om te laten zien aan iedereen, wat er betekent met twee voeten hier op de aarde te leven, maar tegelijkertijd verlangend om straks in de hemel te komen. We moeten nu bouwen aan een prachtige gebouw en deze gebouw heet: de koningrijk van God. Dit gebouw kunnen we niet zien op deze aarde, alleen in delen. Maar straks , als we in de hemel komen zullen we deze gebouw in volle pracht mogen zien. En de grootse vreugde zal zijn, dat wij aan de opbouw van deze gebouw ook een steentje mochten leggen.
            Onze kontakten, ook dez reis hoort in deze prachtige gebouw, wat we één keer mogen zien. Want de grote dag nadert. Christus komt terug hetzij onze aardse tijd al tot die tijd afbreekt, hetzij wij dit in leven beleven. Moge ons deze uur in werk, in dienst vinden. Wij zijn nog hier, maar we gaan naar onze Jezus toe. Hij is heengegaan om ons een plaats toe te bereiden in het huis van onze vader. We zijn 1-2 jaar bezig met het klaarmaken van een aardse huis, en hoe mooi is dan dit huis. Maar Jezus is al 2000 jaar lang bezig om voor ons een huis te bereidden, hoe mooi zal dat huis zijn! Ik pleeg bij alle zulke gelegenheden te zeggen., bij een kerkdienst, doop, huwelijk, begravenis, of vergadering of wat dan welke bijeenkomst: zo zullen we nooi meer samen zijn, deze gemeenschap vergadert zich nooit meer in deze samenstelling. Maar God geve, dat we daar in de hemel  mogen elkaar allemaal ontmoeten.
                                                                                                Amen


Putten, 21 mei 2017                                                               ds. Lőrincz István

Nincsenek megjegyzések:

Megjegyzés küldése