Lezing: 2
Cor.5,1-10 Text. 2 Cor.5,1
Ik groet U heel hartelijk
in de naam van onz Heere Jezus Christus. Er is goed weer onder U te mogen zijn.
Al jaren heb ik niet meer in Putten gepreekt, maar nu is mij weer gegeven dit
te doen. Als ik goed rekende, dan deze is de 7-de keer dat ik dit mag doen.
De gedachte om even over
de text preek heeft mij de nabijheid van de Hemelvaartsdag gegeven. Volgens mij
deze gedeelte is de ene van de belangrijkste en de mooiste plekken in de
Bijbel, waar we over de hemel lezen. We kunnen de vraag stellen: zijn de mensen
nog geinterresseerd aan de hemel? Of hebben ze de hemel al helemaal vergeten?
Hebben zich al de mensen helemaal afgekeerd van de hemel, en zijn ze maar aan
de aarde toegekeerd? Zou erg interressant zijn om de mensen op straat te
bevragen om te weten: hoeveel mensen weten nog, dat de enige doel van ons leven
is, dat we onze Zaligmaker leren kennen en dat we zo door Hem in de hemel
komen.
Maar hoe kom je in de
hemel? Hoe is dit mogelijk? Hoe gebeurt dit? Op deze vragen Paulus geeft eerst
een antwoord en zegt: er is een hemel. „ Wij weten immers dat, wanneer ons
aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een
huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen”. Dus ons aardse leven
lijkt op een tent, deze aarde is een grote kampingsplaats, waar we voor een
poos onze tent opslaan, maar één keer komt de tijd dat onze tent afgebroeken wordt. Dus ons aardse
leven is maar voorlopig, duurt alleen een poos. Maar wat troostend, dat Paulus
weet en we kunnen ook weten van een andere huis, niet door mensen ontworpen,
niet door mensenhanden gemaakt, een eeuwige huis in de hemel.
Het is opvallend dat
Paulus zegt hier: we weten. De apostel gebruikt dit woord niet zo vaak. Maar
hier, net hier waar het over de hemel gaat, zegt hij: wij weten. Maar waar
weten we vandaan dat er een hemel is, en dat daar een huis ook voor ons klaarstaat.
Van waar halen we kennis over de hemel? Nou,dit is niet een moeilijke vraag, en
de antwoord is eenvoudig: van Jezus Christus. Want Hij is uit de hemel op de
aarde gekomen en heeft Zijn tent onder ons opgeslaan. .Ja, Christus kwam uit de
hemel en heeft ons aardse leven op zich genomen, met al zijn gebrekkigheid, met
al zijn ellende en verkankelijkheid. En op de Goede Vrijdag was ook zijn tent
afgebroken. Hij heeft al tevoren gezegd: breekt deze kerk af, en ik zal hem in
drie dagen weer opbouwen..Hij sprak toen over zijn lichaaam. Dit was een
verschrikkelijke afbraak daar op het kruis. En in de paasnacht God heeft deze
tent op een gehemnisvolle manier weer opgebouwd, als Christus was opgestaan.
Als de discipelen Jezus zagen, dan zagen ze al dit huis, die niet door
mensenhanden gemaakt is. Maar het is wonderlijk, dat wie in Christus gelooft,
met die zal net dat gebeuren, wat ook met Jezus gebeurde, aan die geldt de
belofte: in mijn vaders huis zijn vele woningen, ik ga heen om Jullie daar een
plaats te bereiden. Het is een grote troost, een grote zekerheid voor ons, dat
we mogen weten, als onze aardse tent afgebroken werd, dan hebben we een eeuwig
huis door God gemaakt in de hemel.
De grote vraag is dan: wat
gebeurt, als deze aardse tent afbreekt, als iemand sterft? Hoe moeten we deze
geheimzinnige huiswisseling voorstellen? Hoe gaat door, hoe gebeurt deze
verhuizing uit de aardse tent in het eeuwige huis? We proberen dit menselijk
met verschillende beelden voor te stellen. Vele mensen stellen zich dit voor
als een grensovergang. Als we geen smoggelgoed hebben, en als onze papieren in
orde zijn, dan hebben we van niets te vrezen. Weer anderen stellen dit is net
zo voor, als we in een huis via een deur uit de ene kamer in de andere treden.
Maar Paulus en de Heilige Schrift, zien de dood niet zo eenvoudig De dood is niet als een kaars uitblusst aan het
eind. De dood is straf op de zonde, oordeel over onze zondige bestaan. De dood
is een vijand, die ons aanvalt. Jezus moest komen om met deze vreeslijke vijand
een eind te maken, dat zijn prikkel weg zou nemen. Dit is gebeurt op de
paasdag. Maar de dood ook met een weggenomen prikkel is een vreeslijke vijand.
Ook voor Paulus is niet makkelijk om tegen de dood te kijken. Ook Paulus wilde,
dat hij moest niet over de dood gaan, maar hij wilde direkt bij de Heere te
zijn. We lezen hier twee keer over het
zuchten. Paulus zucht, ook omdat hij weet: het is niet zo makkelijk te sterven,
daarom wilde hij ook de dood ontsnappen,
en direkt bij de Heere te komen. Hij gebruikt hier een beeld, die we vanuit de
tijd van het communisme heel goed kennen. Als men wilde b.v. een nieuwe
pastorie bouwen, en de toestemming niet te krijgen was, dan heeft men de oude
gebouw niet afgebroken, maar naast, of beter gezegd romdom, de oude gebouw in
stilte heeft men een nieuwe opgetrokken, en pas nadat de nieuwe klaar was,
heeft men de oude afgebroken. Zoiets wilde ook Paulus, eerst bij de Heere te
zijn, en pas daarna sterven. Als Paulus erover schrijft denkt hij misschien aan
de twee mensen van de oude testament, die de dood niet gesmaakt hebben, maar ze
zijn zonder dood in de hemel gekomen. Deze waren Henoch en Elia. En er zijn een
generatie zijn, die dat ook beleven, de generatie van de wederkomst, ze zullen
niet sterven , maar in één ogenblik omgewandeld en tot de Heere komend. Paulus
wilde ook zo graag tot deze genaratie behoren, wie weet misschien zullen wij
deze generatie zijn?
Dit klinkt een beetje
egoistisch, als wilde Paulus voor zichzelf iets bijzonders, iets buitengewoons
vragen. Maar het is niet zo. Paulus denkt niet alleen op zich. Paulus drukt
hier de wens van elke christenmens uit. Nog meer: Paulus ziet in de hele
schepping een verlangen naar de hemelse dingen. Paulus wenst dit niet alleen
voor zichzelve, maar voor elke christenmens.
We moeten nog een andre
misverstand hier vermeiden. Er zijn vele mensen, die willen sterven, omdat ze
moeten erg veel lijden. Ze willen sterven, om niet meer hoeven te lijden. Bij
Paulus is dit heel anders. In de centrum van zijn begeerte staat Christus. Hij
wil sterven, omdat we zijn nog niet bij Christus. Het is waar: we zijn al
verloste mensen, maar dit is nog niet de volheid, de vervulling, er ontbreekt
nog iets. We zijn nog in de vreemde, we zijn nog in doorreis naar onze ware
land. Paulus gebruikt hier een bijzondere uitdrukking. We zijn nog ver van de
Heere. We zijn nog niet zo dicht bij, als we dit wilden, als we één keer zullen
zijn.
Dit kunnen de zonen van de
wereld nooit begrijpen. In tegendeel, ze bespotten degenen, die erover praten,
die het verlangen hebben, om in de hemel te komen. Maar de mensen van de Bijbel
weten: ik ben een vreemdeling op aarde, net als allen, die vóór mij waren. We
hebben hier geen blijvende stad, maar we zoeken de toekomende. Hier kon iemand
zeggen: ja, maar de christenen verachten de arde, zijn droomers, ze staan niet
met twee voeten op de aarde, ze wandelen in de wolken. De communisten hebben de
christenen beschuldigd, dat ze willen de mensen vertroosten in de moeilijkheden
van vandaag, met een toekomst, die onzeker is in de hemel. Ze willen de mesen
verdoven, om de pijn van dit leven beter te kunnen verdragen. Maar ze hebben
geen gelijk. We zijn niet dromers, we zijn niet wolkenwandelaars, we verachten
niet deze aarde, alleen we weten, dat er is iets beters, iets hogers als deze
aarde, iets mooier, en als we dit weten, het is vanzelfsprekend, dat we verlangen
om eens daar te komen. Eeen keer een diep gelovige man lag op sterfbed. Hij
heeft tegen zijn kinderen gezegd, dat als hij sterft en opgebaard zou liggen in
de lijkkist, dan moeten ze op zijn borst een vork leggen. De kinderen vroegen
verbaasd: maar waarom even een vork? Hij zei toen: als we kinderen waren, was
grote armoede en meestaal hebben we alleen één bord soep gekregen, en naast de
bord stond maar een lepel. Maar heel soms, meestaal op feestdagen stond ook een
vork bij. Dan wisten we kinderen, dat na de soep komt nog iets beters, komt ook
vlees. Als iemend dan zal vragen, waarom op mijn borst een vork ligt, dan
moeten Jullie zeggen: ik wist, dat na dit aardse leven iets beters zal komen.
Dan komt het hemelse leven, dicht bij de Heere, zonder zonde, moeite en
verdriet.
Maar ja, we zijn nog niet
zover, we leven nog op deze aarde, ook al we het verlangen hebben ooit daar te
komen. Wat moeten we doen, totdat we nog
ons in deze aardse tent vertoeven? We moeten opletten dat we dit aardse leven
niet als een nodige kwaad of als op een dwangspause opvatten.Dat we dit leven
niet in niks-doen doorbrengen. Voor Paulus is de tijd niet een niks-doen, maar
een dienst. Paulus heeft een prachtige doel, totdat hij nog in deze lichaam is:
om de boodschap van de hemel aan des te meer mensen doorgeven, dat hij dit
brengt tot het eind van deze wereld. Hij wil behagen aan de Heere. Hetzij
inwonend, hetzij uitwonend Hem welbehaaglijk te zijn.
Totdat wij nog in deze lichaam zijn, we doen, wat we moeten doen. Want één
keer moeten we rekenschap afleggen: wat hebben wij in dit aardse leven gedaan?
We moeten verschijnen, openbaar worden vóór de rechterstoel van Christus.,
opdat iedereen vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam
gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
Alles samenvattend: We
hebben hier een dienst, om hemelse mensen te zijn, om te laten zien aan
iedereen, wat er betekent met twee voeten hier op de aarde te leven, maar
tegelijkertijd verlangend om straks in de hemel te komen. We moeten nu bouwen
aan een prachtige gebouw en deze gebouw heet: de koningrijk van God. Dit gebouw
kunnen we niet zien op deze aarde, alleen in delen. Maar straks , als we in de
hemel komen zullen we deze gebouw in volle pracht mogen zien. En de grootse
vreugde zal zijn, dat wij aan de opbouw van deze gebouw ook een steentje
mochten leggen.
Onze kontakten, ook dez
reis hoort in deze prachtige gebouw, wat we één keer mogen zien. Want de grote
dag nadert. Christus komt terug hetzij onze aardse tijd al tot die tijd
afbreekt, hetzij wij dit in leven beleven. Moge ons deze uur in werk, in dienst
vinden. Wij zijn nog hier, maar we gaan naar onze Jezus toe. Hij is heengegaan
om ons een plaats toe te bereiden in het huis van onze vader. We zijn 1-2 jaar
bezig met het klaarmaken van een aardse huis, en hoe mooi is dan dit huis. Maar
Jezus is al 2000 jaar lang bezig om voor ons een huis te bereidden, hoe mooi
zal dat huis zijn! Ik pleeg bij alle zulke gelegenheden te zeggen., bij een
kerkdienst, doop, huwelijk, begravenis, of vergadering of wat dan welke
bijeenkomst: zo zullen we nooi meer samen zijn, deze gemeenschap vergadert zich
nooit meer in deze samenstelling. Maar God geve, dat we daar in de hemel mogen elkaar allemaal ontmoeten.
Amen
Putten, 21 mei 2017 ds.
Lőrincz István