2019. november 17., vasárnap

Preek in Achterberg op 1O nov.2O19

Preek in Achterberg op 1O November 2O19
Text 2Petrus 1,1O

Ik heb een text voorgelezen, die als niet in de Bijbel stond, we zouden zeggen, dat deze van een remontsrantse schrijver stamt, en in tegenstelling met de Bijbel is. Maar deze text is niet van een remontstrantse schrijver, maar van een discipel van Jezus, de beroemdste discipel van Jezus, Petrus, in zijn twede brief. Deze text kunnen we erg moeilijk in onze teologische denken en sisteem te plaatsen.Want we  hebben gehoord, dat we moeten ons beijveren om onze roepeing en uitverkiezing vast te maken. Als zou dit betekenen, dat onze roeping en uitverkiezing zou van ons afhankelijk zijn, zou an ons liggen, als zouden wij dit moeten ratificeren, net als alle afspraken.  Leert de Bijblel niet duidelijk de tegenoverstelde, dat onze roeping is niet afhankelijk van het menselijke wil, van de menselijke ijver en prestatie? Want iedereen van ons weet de text uit hoofd Zo hangt het dan niet af van hem die wil, ook niet van hem die hardloopt, maar van God Die Zich ontfermt.
            Er is interressant te zien, dat sommige bijbelvartalingen proberen dit te verzachten. De ene zegt: probeert de roepeing en uitverkiezing tot een voortdurende ervaring te maken. In een beroemde Hongaarse vertaling staat: probeert de bewustzijn van uw roeping en verkiezing vast te maken. Maar dit is blijkbaar een tegenstelling in de Bijbel, en dit moeten we zo laten, want hier is een geheim die we kunnen niet verklaren. Dit is net als  Fil.2,12-13 Werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven ,want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.
Onze  text in ieder geval onderstreept iets , wat ook de meest strenge predestinatieleer , niet vergeten mag, namelijk, dat Gods roeping en uitverkiezing eist onze beslissing, onze antwoord, onze gehoorzaamheid en onze wil. In de oertext vinden we alle twee woorden ekloge en kleszisz, dus de uitverkiezende wil van God en zijn roep naar ons toe. Dus de roeping en uitverkiezing is een aanspreken van God, en we moeten erop een antwoord geven. God behandelt ons niet els poppetjes, als automaten, maar op een persoonlijke manier, dus hij kiest ons zo uit, Hij roept ons zo, dat dit aan ons bewust wordt, en Hij wacht op onze antwoord.
            Onze eerste antwoord is het gebed. Het vastmaken van onze roeping en uitverkiezing bestaat allereerst in gebed. We bidden van harte, vlijtig en met volhouden. Als we bekijken het leven van de reformatoren, dan zien we, dat zij mensen van gebed waren. Iedereen van ons kent het verhaal van de beervel, die vóór de bed van Calvijn lag, en toen hij stierf, de verwandten dachten een mooi geld daaruit te maken, maar toen ze de vel nader bekeken, dan op de vel waren twee gaatjes, die door de knieen van Calvijn gemaakt waren. In de 16-de 17-de eeuw waren ontzettnd vele gebedsboeken uitgegeven, want de mensen wilden bidden, ze hebben veel gebeden. Op de fassade van de kerkelijke school in Debrecen staat met grote letters: orando et laborando, maar is dit zo? Biddend en werkend? Hebben we de eerste niet vergeten?
            Het gebed in dit opzicht betekent, dat we moeten onze roepeing en uitverkiezing met onze God bespreken, doorspreken. We moeten steeds de Heere vragen, dat Hij deze roepeing in ons versterkt en in praktijk zet. We moeten elke dag ons afragen, of beter gezegd de Heere vragen: wilt U mij laten zien, wat betekent deze dag in mijn leven, dat ik uitverkoren ben, dat ik een roeping heb. Wat betekent dir in mijn gezin, wat betekent dit op mijn werkplaats, op school, in de gemeente. Welke zijn de goede werken, die ik vandaag in Uw naam heb te verrichten? Welke zijn die mensen aan wie ik mag van U getuigen? Wat kann ik voor U doen, in Uw koningrijk doen?
De twede is dat we gaan ook werken. Maar wat moete we doen. Daarover geeft onze belijdenis, de Heildelbergse Catechisme een mooi antwoord in de drie ambten, wat we hebben. We hebben allereerst een profetische ambt. Dit betekent eenvoudig onze getuigenis. Zonder getuigenis bestaat geen christelijke leven. We moeten getuigen en zeggen: mij heeft de Heere uitverkoren, ik heb een roeping op deze aarde, en deze roeping is, dat door al mijn leven zijn heerlijkheid moet vermeerderd worden. In alles wat ik doe moet blijken, dat ik een kind van God ben. En we moeten tegen onze medemensen zeggen: God roept jou ook, hij heeft jou ook uitverkoren, Hij wil Jou ook opnemen in zijn geweldige plan. In ons leven moet zichtbaar zijn, dat Christus is in ons. Vele mensen lezen vandaag niet meer de Bijbel, maar we moeten leesbare brieven zijn, een leesbare evangelie te zijn voor de mensen, die ons omringen. Ons profetisch werk is, om een teken te zijn van de verlossing door Christus. We kunnen natuurlijk niemand overtuigen, we kunnen niemand dwingen, om een kind van God te zijn, maar we kunnen toch een middel in de hand van God te zijn, dat mensen zalig kunnen worden.
            De twede werk van ons is de priesterlijk werk.Jezus Christus is onze Hogepriester, die voor ons heeft de grote offer daargebracht.
            De priesterlijke werk betekent , dat we offervaardig dienen. Het gaat niet om een bijzondere ceremonie, want dit is een innerlijke , een geestelijke offer. Dit betekent eenvoudig, dat een christenmens wijdt zijn leven helemaal aan de dienst van de glorie van God toe. Een gelovige vrouw offert zo haar leven, dat ze is bereid kinderen te baren, opvoeden in de vreze van God. Ze is bereid haar schoonheid, kracht heen te geven voor de geluk van haar kinderen. Een vader  doet een priesterlijk werk, als hij bereid is met de zweet zijns aangezichts te arbeiden, en zo de brood voor zijn gezin te verwerven. En iedereen op zijn plek moet een offer brengen, niemand mag in een egoistisch, en hedonistisch levenstijl leven. Als priesters kunnen we dienen en liefhebben. De beroemde uitspraak van Calvijn luidde: Cor meum velut mactatum tibi offero, Domine! Mijn gebroken hart geef ik als een vurige offer aaan U Heere!
Maar we hebben ook een koninglijke ambt. Wij zijn een koninglijke priesterdom. Dit betekent drie dingen voor ons. Eerst dat we moeten strijden onder de vlag van Christus. De Cathechismus leert ons, dat we tegen de zonde en duivel met vrije geweten strijden zullen. De alles beslissende strijd is al gebeurd op het kruis van Golgota, als Jezus riep: het is volbracht. Maar nu elke mens moet een beslissing nemen, wil hij of zij voor Christus en tegen de zonde, of voor de duivel tegen Christus wil strijden. Deze strijd is niet makkelijk, het is een zware strijd. O, hoe vaak hebben we al verloren, hoe vaak durfden we niet tegen de zonde en duivel opnemen. Hoe vaak hebben we compromissen gesloten met deze wereld, en we hebben niet moedig tegen de wereld gestreden. We moeten deze strijd niet met onze kracht volbrengen, maar met zijn kracht, maar  onze koningsambt betekent even, dat wij met zijn kracht en hulp mogen rekenen.
Ten twede, de koningsambt van ons betekent, dat we kunnen in de overwinning gewis, zeker zijn. Het is niet makkelijk te geloven, dat in deze wereld de liefde van Christus zal overwinnen. Maar wij geloven vast, dat de liefde van Christus de grootste macht in deze wereld is. Wij moeten strijden in de wetenschap, dat we zijn alleen op zijn genade aangewezen. Ten derde deze ambt betekent voor ons, dat we zullen het eeuwige leven vererven. Op deze aarde leven we in een voortdurende strijd, maar na de strijd wacht ons de vrede en rust. Daar zal een eind zijn aan alle worstelingen en zielenpijn. Daar zullen we deelachtig zijn in Zijn eeuwige overwinning. In het boek Openbaring aan de gemeente van Laodicea wordt beloofd: die overwint, ik zal hem geven met mij zitten op de troon. Dus we zullen samen met Hem heersen, dit kunnen we nu niet eens voorstellen, maar we mogen dit wel geloven.
Nadat wij hebben erover gesproken, dat we moeten onze roeping en uitverkiezing vast maken door bidden  en werken, we zullen tenslotte spreken over het feit, dat het versterken van onze roeping en uitverkiezing is een gemeenscahappelijk zaak. Niemend kan zijn of haar eigen roeping en uitverkeizing versterken, zonder dat hij of zij de roepeing en uitverkiezing van de andere mens, van de medegelovige vast maakt. Ook als we zo voelen, dat onze roeping en uitverkiezing op zwakke benen staat. Ik beroep nu op een andere gemeente uit het Boek Openbaring, de gemeente van Sardis. Deze gemeente had de naam, dat zij leeft, maar ze was dood. En toch, deze gemeente krijgt de opdracht te sterken, degenen, die aan het sterven waren. Ook als ik me zwak voel in het geloof, ik heb de heilige taak de andere gelovige, de naast mij leeft, die naast mij zit, die naast mij werkt te sterken in zijn roeping en uitverkiezing.
            Dit woord, die we als text gelezen heebben is eigenlijk een bevel, een gebod. Maar God bevelt ons nooit iets wat onmogelijk zou zijn, in tegendeel,als Hij ons iets bevelt, dan geeft Hij ook kracht en mogelijkheid dit te doen, om aan dit gebod gehoorzaam te zijn. Als we dit doen, als we onze roeping en uitverkiezing vast maken, en ook anderen in deze sterken, dan zullen we ervaren, dat God met al zijn macht ons bijstaat, ons erin helpt. Maar God heeft ons ook twee middelen, twee sacramenten gegeven, dat deze onze roeping en uitverkiezing verterken: de doop en de avondmaal. Iedereen van ons kent het verhaal van Luther, dat één keer was hij erg vertwijfeld, erg wanhopig, hij zat moedeloos bij zijn tafel. Dan pakte hij plotseling zijn mes, en heeft ermee twee woorden in zijn tafel gegraveerd.  Baptidzatus sum, dus ik ben gedoopt. En deze twee worden hebben hem altijd kracht en troost gegeven in de moeilijke situaties van zijn leven. Ik ben gedoopt, u bent gedoopt, jij bent gedoopt, dat mogen we nooit vergeten. De andere sacrament is de avondmaal. De Heildelbergse catechismus zegt, dat de Heere heeft aan ons bevolen, dat we uit deze brood eten, en dat we uit deze beker drinken. Bij de avondmaal gedenken we de grote offer, die de Heere voor ons heeft gebracht, door het breken van zijn lichaam en door het vergieten van zijn bloed. Wat kon ons meer sterken in onze roeping en uitverkiezing, dan deze twee sacramenten. Calvijn leert ons, dat de sacrament is een pand, een garantie, dat al zijn beloften zulleen in ons leven in vervulling gaan.
            Samenvattend: de Heere heeft ons geroepen, de Heere heeft ons uitverkoren, om zijn kinderen te zijn. Hij bevelt aan ons deze reoeping en uitverkiezing door het gebed, door het werken, door de gemeenschap en door de sacramenten steeds en opnieuw te versterken. We kunnen zo verzekerd zijn, dat ons leven is niet tevergeefs, maar wel zinvol op deze aarde, we hebben hier een roeping, we zijn uitverkoren om op zijn eer, op zijn glorie te leven, om zijn wil gehoorzaam te zijn. Deze vastmaking heeft nooit een eind, we kunnen nooit zeggen: nou, mijn roeping en uitverkiezing zijn al vast, ik mag nu wat rusten. De volle zekerheid, de volle zaligheid zullen we pas na dit leven bereiken, hoe onze Catechismus dat leert. Daarom lieve broeders en zusters benaarstigt u, beijvert u des te meer uw roeping en verkiezing vast te maken, want dit doende zullen we niemmermeer struikelen!